Meten en meetkunde kleuters | vergelijken en ordenen: |
Waarnemen, verbinden en verwerken
In het eerste deel waarin gesproken wordt over gecijferdheid van de kleuters wordt er al op vele gebieden verteld over begrippen die het kind zich eigen maakt (Klik hier voor een link) Het vergelijken en ordenen in de eerste klas gaat natuurlijk door. De grootheden: Tijd geld, afstand, inhoud en gewicht worden als zodanig niet aangelegd en onderscheiden in de kleuterklas. Echter vanuit het vergelijken en ordenen komen deze aspecten ruimschoots aan de orde. Enkele voorbeelden die aan de orde van de dag zijn:
1. Tijd wordt door de kinderen nog niet als grootheid ervaren. De tijd is voor de kinderen ingedeeld in activiteiten: Vandaag is het broodbakdag. Vandaag is het schilderdag. De wederkerende activiteiten van de dagen ordenen de week, ordenen de tijd. Zo ook de activiteiten van de dag zelf. De kinderen weten dat wanneer ze geschilderd hebben, ze dan opruimen, waarna ze naar huis gaan. Ook wordt er ruimschoots aandacht besteed aan begrippen die te maken hebben met de tijd. Deze komen tijdens het ochtendspel, maar ook in de activiteiten daarna aan de orde. Vanmorgen, gisteren, morgen vanavond, nu, toen, straks, avond, ochtend enz.
2. Lengte Ook hier wordt het begrip, het begrip van lengte, ervaren in het handelen, in de activiteit. Tijdens het spel bouwen de kinderen met het in de kleuterklas aanwezige materiaal. Het bouwen van een hut met planken biedt een grote bron van ervaringsmogelijkheden.
”Nee joh, die is veel te kort.” “Nietes”, zegt de ander. Beiden zeulen ze de plank naar de twee rekken waar hij over moet komen te liggen. En inderdaad hij is te kort. “Zie je wel”, zegt Johan. Peter pakt het rek en schuift dat dichterbij en….het past
Ook hier geldt dat de begrippen tijdens het spel (ochtendspel en vrij spel) ruimschoots geoefend worden. De kleuterleidster richt de omgeving zo in dat deze ontwikkeling op gang kan komen. Begrippen: Groot/klein Dik/dun Groter dan/ kleiner dan Te lang, te kort enz
Drie kleuters zijn aan het knikkeren. Ze rollen de knikkers naar het potje. Al snel ontstaat er onenigheid over wie er dichterbij ligt want….die mag immers eerst verder. Ze zijn druk in de weer en passen met de voet af wie er dichter bij ligt. Er geen rekening mee houdend dat die voeten wel eens kunnen verschillen in lengte. Ook moet je je voeten wel echt voor elkaar zetten. Daarna ontstaat er een onenigheid welke knikker meer waard is. ”Die van mij is meer waard want dat is een regenboogbolder. “Niet waar”zegt de ander, ”die van mij is groter”
3. Inhoud. Ook hiervoor geldt hetzelfde, vanuit het handelen gaan kinderen met inhouden om. Het leegschenken van een kan. Het verdelen van het sap over de verschillende kopjes. Het passen van de blokken in de blokkendoos. Op allerlei manieren worden kinderen geconfronteerd met inhoud. Ook hier geldt natuurlijk dat de begrippen aangelegd worden in het spel vanuit het handelen.
4. Andere grootheden zoals geld, snelheid oppervlakte.